Verlag der Spielleute, – CD1202 2012 – 57:03
Dit instrumentale kwintet uit het Duitse Hessen leveren sinds 1978 zijn bijdrage aan het uitdragen van de muzikale volkstraditie, met specifieke dansen uit de eigen regio (inclusief Schwaben en Niederbayern), zoals de Fröhlicher Kreis (best aardig), Zwiefacher of de ‘Odenwälder Klatschtanz’, naast de breder verspreide vormen zoals, wals, mazurka, polka en scottish. Ook lonken ze af en toe naar Frankrijk met ondermeer een aardige interpretatie van ‘Branle de Bourgogne 1 & 2’. Vooral Torsten Dreher (diatonisch accordeon) grijpt steeds meer zelf naar de pen om nieuwe melodieën te toveren naar traditioneel model. Naast hem vinden we Martin Fussmann (contrabas), Bettina Stier-Zinn (chromatisch accordeon, blokfluit), Tilman Teuscher (doedelzak, viool) en Michael von der Weth (draailier en gitaar). Hoewel ze op zoek gaan naar een eigentijdse klankinvulling (een snuifje reggae in de scottish ‘Dreadlocks unterm Dreispitz’ bijvoorbeeld) leunen ze nog steeds heel nauw aan bij de traditionele aanpak van de dansmuziek. Ook in de traditionele chapelloise-set met het Hessische ‘Triolett’ en het in Californië opgetekende ‘The German Hurdy Gurdies’ weerklinkt een enigszins moderner arrangement. Een aantal nummers wordt ontleend aan dichte en verre collega’s. Een Franse inbreng is er met een set bourrées van R. Buchner, een Finse (met de donker op contrabas ingezette) scottish ‘Valpurin katrilli’ (Anne-Mari Kivimäki). Met de afsluitende ‘Serinka-suite’ van Dreher wordt het dansrepertoire even verlaten, een gesmaakte ode aan de appel in zijn diverse variëteiten. Hier laten de solisten zich achtereenvolgens van hun beste kant horen, waarbij ook contrabas (‘Morgenduft’) en doedelzak (‘Der geflammte Kardinal’) zich laten opmerken.
Bart Vanoutrive