Appel Records, apr 1353 2014 – 47:09
Het trio rond Cecilia (zie ook interview in Folk 4/14) laat er liefst niet langer gras over groeien en laten geen gelegenheid onverlet om nieuwe hoofdstukken te koppelen aan het epos van hun beschermvrouwe. Zo laten zij de wereld kennis maken met een stapel nieuwe schrijfsels van Jan Leeflang (doedelzak en fluit) en Greet Wuyts (trekzak), die het leeuwenaandeel van deze 11 dansen tellende cd vullen. Ondertussen verkoos Thomas Hoste (zich gestaag opwerkend tot één van onze nieuwe meesters) haast volledig de kaart van de draailier te trekken, waardoor het -let wel frisse- bourdongeluid nog meer aangedreven wordt. Met titels die altijd wel ergens verwijzen naar een anekdote of een avontuur werken ze zich meteen in het zweet met de openingsbourree ‘Bramen plukken/Confituur’. Eensgezind blijven ze zich profileren als een dansorkest en maken hiermee twee grote ambities waar. Enerzijds slagen ze er opnieuw in heerlijke arrangementen tot leven te wekken, die zonder overheersend te worden, de danser mogelijks op het verkeerde been zettend, ook een luisterpubliek weet te boeien. Daarnaast laten ze geen gelegenheid onbenut om dansen voor de meer gevorderden aan hun repertoire toe te voegen. Zo bouwen ze deze cd ook heel gebalanceerd op, met een slome wals die verwijst naar café ‘Le point du jour’ in Le Veurdre, een vurige tovercirkel,… tot Greet volledig wegzinkt in haar eigen mazurka ‘Blauw gras’, om uit haar zoete dromen gewekt te worden door de heren, die een bluesy gevoel nog weten te intensifiëren, een sfeer die zich doorzet in de rondeau ‘The horse’. Van Jan Hadermann ontleenden zij wals in 5 ‘Melody in Five’, oorspronkelijk voor fanfare, waarbij ze in hun ‘Brassless’-versie haast ongemerkt de afwezigheid van de kopers weten te omzeilen. Een pareltje is zeker ook hun hommage aan ‘Padre Humberto’ die ze bedachten met een sambagekleurde scottisch impair waarvoor Jan even zijn doedelzak ruilt voor latino fluitdeiningen. Na met een set bourrees toch even viriel in de traditie gedoken te zijn trekken we nog wat hogerop met ‘Amélie’, alweer een wals (in 8 ditmaal) van de hand van Greet (en met subtiele spielereien van Thomas’ om in een apotheose te landen met een bezwerende inzet van een door ragas (met dank aan de inventiviteit van Aurélien Claranbaux) omstuwde polka. Creativiteit troef dus, waarvan we hopen dat ze zich in de toekomst alleen maar doorzet.
Bart Vanoutrive