Mediaclub – 55:25
De circustent van De Pietberg, Aalter, ergens in de zomer van, schatten we, 2010. Voor het eerst in een hele poos treden Kathleen Vandenhoudt en Pascale Michiels weer samen op, zoals ze dat deden in hun begindagen. Op die bijna twee decennia hebben ze elk apart en af en toe samen, solo of in allerlei verbanden, een benijdenswaardige staat van dienst opgebouwd als muzikant, performer en singer-songwriter. Die avond geven ze een schitterend concert weg met andermans werk, zoals ze in hun leerfase deden. Tussen heerlijke versies van pakweg ‘For What It’s Worth’ (Stephen Stills), ‘Angel From Montgomery’ (John Prine) of ‘Ol’55‘(Tom Waits) in, horen we een paar eigen nummers, vrucht van individuele arbeid. Op een bepaald ogenblik daagt het Kathleen: ‘Nog even en dan doen we dit al twintig jaar samen’. Vandaar is het maar een stap naar: ‘En waarom schrijven we geen songs samen?’ Het ‘kwaad’ is geschied, het zaad gezaaid: de gedachte moet nog een beetje rijpen, maar drie jaar later treden ze samen op met een geheel eigen, samen gepend repertoire. Billy & Bloomfish is geboren. En nu, voorjaar 2014 is le nouveau worp arrivé. De titel is meteen al een lofzang op het nomadische bestaan van de eeuwig zoekende muzikant en een verwijzing naar de vooroorlogse hobo’s die aan het niet ongevaarlijke trainhopping deden: ‘Ridin’ The Rods’. Het is een eretitel die ook wijst op de grondhouding van het vrijgevochten duo: ‘Ridin’ The Rods’ is even vurig en passioneel, even direct en compromisloos als de concerten die Billy & Bloomfish kwistig uit de mouw schudt.
‘Skeleton Man’: de opener zet de toon, en die is broeierig en beladen met ternauwernood ingehouden emotie. Billy & Bloomfish houden ons een spiegel voor, ons land als bakermat van het magisch realisme en het surrealisme. Hiëronymus Bosch, James Ensor, René Magritte en Paul Delvaux nemen deel aan de processie (parade) Skeletman is op komst, je hoort zijn knoken al ratelen…
‘Come What May’: de akoestische gitaren jagen de spanning de hoogte in, adrenaline giert door de aderen. De ik-figuur bereidt zich voor op de confrontatie maar is klaar voor de strijd… wat er ook gebeurt! Het duo brengt het akoestisch en volledig live, zonder opsmuk of overdubs, zonder gasten, in eigen productie met Yves Meersschaert als technicus en derde paar oren.
‘Ridin’ The Rods’: de trein zet zich in beweging, traag zoals dat past bij een zwaar beladen freight train. Een vrouwelijke hobo laat mannen en andere demonen achter zich en omarmt de vrijheid… met volle teugen… tot de trein stilvalt. Was deze trein der traagheid uiteindelijk maar een droom of vond de zwerfkat het beloofde land?
‘Chaingang’: hier neemt de blues de bovenhand. Hoe kan het ook anders als je in gevangenschap zucht en kreunt? Het geweeklaag zwelt aan. Je krijgt echo’s van het saaie, eindeloos herhaalde labeur aan de ketting, maar er klinkt ook iets door van het aloude ‘Sitting On Top Of The World’… Ironie ten top of toch vooruitzicht op betere tijden?
‘Only Fishermen Know’: op tekst van Oostendse dichter Geert Cyril Tavernier, die de oneliners zelf plukte uit de mond van de lokale vesschers. Gentse Ier Peter Flynn zette het om in het Engels. Dit is meer dan een lied, het is een getuigenis pris sur le vif. Billy & Bloomfish bedachten er een exotische soundtrack bij, flamenco bijna. Zelden klonk aliënatie zo vertrouwd.
‘Sweet Lovin’’: zo zoetgevooisd als de titel laat veronderstellen, maar op een funky ritmiek. De ik-persoon stelt vast dat ze toch iets goed moet gedaan hebben in haar leven om zo’n pure liefde te verdienen. Soms is het leven even simpel en deugddoend als deze melodie.
‘Faster’: en jawel, het tempo gaat de hoogte in. Er gaat dreiging uit van ‘The wheel is spinning… Faster’, de dreiging dat je verpletterd wordt door je eigen drang en driften. De climax is navenant, maar let u toch even op het ongewone einde.
‘Almost Home’: we houden halt in een spookstadje aan de borderline met Mexico (het mythische Durango?) en rusten uit in een hotelkamer boven de plaatselijke saloon… Dylan speelt op de radio, iets van aankloppen aan de hemelpoort… Zoete herinneringen komen langs, als oude vrienden. Stilte voor de storm?
‘So Long’: inderdaad, stilte voor de storm, want ‘something is wrong’ in dit lied, dat begint met een dissonant en vol onrust voortholt, tot aan de volgende dissonant. Parlando doorkruist de zang. Het melodische refrein en de flamencogitaar brengen enig soelaas, maar het slot laat er geen twijfel over bestaan: dààr is de deur!
‘Steam In The Shack’: krachtig staccato gitaarspel drijft de song aan. Het bruisende nachtleven van de grootstad krijgt hier een klankbord. ‘Friday night, let the good times roll…They’re shaking their ass’. De kater is voor later.
‘Spy Fly’: het repetitieve van de tekst werkt hypnotiserend… Waar zit toch die verdomde vlieg? Paranoia strikes deep… Gelukkig is er dat hooggestemde gitaarstuk. De fade out geeft aan dat het gevaar nog niet geweken is…
‘Crazy World’: dat de wereld op hol slaat is een feit en het duo belicht dat met passende voorbeelden en met gortdroge gitaarpatronen. De song is niet toevallig al even ontregeld als de wereld die op de korrel genomen wordt. Wat er ook van zij, beste Gaia, geen singer-songwriter werd beschadigd bij het schrijven en opnemen van dit hilarisch stukje.
’Cowgirls & Indians’: je fiets heet Jolly Jumper. Of je nu koeienhoedster of squaw bent, je draagt altijd je pony tail. De buurjongens zijn onveranderlijk de andere partij: ‘take no prisoners’ is de boodschap. Deze song verwijst dan ook nadrukkelijk naar de prachtige hoesfoto’s die er geen twijfel over laten bestaan: je verloochent nooit helemaal je verleden…
‘Wasted Words’: met een vooroorlogs klinkende rammelgitaar, handgeklap en woest voetstampen raast deze kwade blues naar het einde van de plaat. Ook de zang klinkt alsof hij honderd jaar geleden werd opgenomen, ergens in de Dust Bowl van Oklahoma of aan de oever van de Mississippi. ‘You are wasting our time, blah blah’: nou, net niét, te horen aan dit machtig slotakkoord…
Antoine Légat