Proper Music, Xango Music Distribution 2016, 57:22
Dit album van deze negenkoppige – naar geslacht en etnie – gemengde Mongoolse groep, ademt verlangen naar het spirituele thuisland en het zwerversbestaan. Zich begeleidend op morin hor (paardenkopviolen), tobshur (Mongoolse luit), moadin choor (Mongoolse fluit), ikil (een Tuvaans strijkinstrument), naast percussie en gitaar, brengen ze vooral gezongen nummers uit de traditie van de urtyn duu (of ‘long song’), waarbij de lettergrepen van woorden heel lang worden aangehouden en natuurlijk ook de boventoonzang niet ontbreekt. Ze springen creatief om met de Mongoolse muziekstijlen door actuelere teksten op oude melodieën te plaatsen en vice versa. In het voorbije decennium verwierven ze in Mongolië de status van cultuuriconen, ontsnappend aan het keurslijf van een puristische etnomuzikologische benadering. Noodzakelijk om de verbinding te maken naar de komende generaties. De oude recepten blijven, de uitwerking ervan beantwoordt aan de nood een eigentijdse, expressieve en energieke toets toe te voegen. ‘The Mother Song’, een melancholische samenvoeging van twee ‘long songs’, waarin de afstand tussen families beweend wordt, vormt één typevoorbeeld van dit concept. Evengoed is dit het geval in complexloze blijmoedigheid van ‘Drinking Song’ of ‘The Herdsman’. Vooral in de strijkersarrangementen zijn de paarden nooit veraf. Geen gebrek aan power in de tred van het epische ‘Jangar of de instrumentale ode aan de ‘paardenkopviool’, ‘Suhe’s White Horse’. Ook de andere instrumentale nummers zoals ‘Black Running Bear’ op de fluit kunnen ons fel bekoren.
Bart Vanoutrive